Dissectie II IV (Φ11)
Belangrijkste klinische indicaties van extern fixatiesysteem
II-graad of III-graad open fractuur
Ernstige ruggengraatfracturen en aangrenzende gewrichtsbreuken
Geïnfecteerde non-unie
Ligamentletsel - tijdelijke overbrugging en fixatie van het gewricht
Snelle I-stage fixatie van weke delen letsel en fracturen van patiënten
Fixatie van een gesloten fractuur met ernstig letsel aan zacht weefsel (beschadiging van zacht weefsel, brandwonden, huidziekte)
Enkelfixatie 11 mm
Elleboogfixatie 11 mm
Dijbeenfixatie 11 mm
Bekkenfixatie 11 mm
Andere indicaties van extern fixatiesysteem:
Artrodese en osteotomie
Correctie voor uitlijning van de lichaamsas en slechte lichaamslengte
Complicaties van extern fixatiesysteem:
Infectie van het schroefgat
Scanz-schroef los
Radiusbevestiging 11 mm
Dienst licht
Tibiafixatie 11 mm
Geschiedenis van externe fixatie
Het externe fixatieapparaat dat in 1902 door Lambotte is uitgevonden, wordt algemeen beschouwd als de eerste "echte fixator".In Amerika was het Clayton Parkhill, in 1897, met zijn "bone clamp" die het proces op gang bracht.Zowel Parkhill als Lambotte merkten op dat metalen pinnen die in bot werden gestoken, buitengewoon goed werden verdragen door het lichaam.
Externe fixators worden vaak gebruikt bij ernstig traumatisch letsel, omdat ze een snelle stabilisatie mogelijk maken en toegang geven tot zachte weefsels die mogelijk ook moeten worden behandeld.Dit is vooral belangrijk wanneer er sprake is van aanzienlijke schade aan huid, spieren, zenuwen of bloedvaten.
Een extern fixatieapparaat kan worden gebruikt om gebroken botten gestabiliseerd en uitgelijnd te houden.Het apparaat kan extern worden aangepast om ervoor te zorgen dat de botten tijdens het genezingsproces in een optimale positie blijven.Dit apparaat wordt vaak gebruikt bij kinderen en wanneer de huid boven de breuk is beschadigd.